De meisjes van weleer

Evarist Ganzelever
0 reactie(s)

Het zal bijna vier jaar geleden zijn dat ik de meisjes van weleer onder de loep nam. Ondertussen zijn we met z’n allen wat ronder of grijzer geworden, wat maakt dat ik het niet meer aandurf deze column te actualiseren!

fieretAf en toe kom ik er nog eentje tegen, bij de bakker of toevallig op de hoek van een of ander stadspleintje. Een knikje als teken van herkenning - al is dit eerder vaak een gok - of in het beste geval een uitwisselen van de klassieke heen-en-weervragen.

Soms denk ik, verdorie, is dat diegene waar ik zo gek op was, even voor ben gestopt met roken? Erger nog, haar op eenvoudig verzoek beslist achterna zou geëmigreerd zijn naar de maan, desnoods als kruier of lakei. Amper te geloven bij een plots weerzien; hoe jaren een mens kunnen herbeitelen. Sommigen zijn op een paard beginnen te lijken, afgaand op de tred! Anderen hebben dan weer de allures van een gearriveerde schooldirectrice, al herinner ik mij enkel hun vormen, niet hun hersenen. Omgekeerd geldt dit evenzeer; het bleke muurbloempje met wie ik - eerder uit medelijden - een slow danste en die ik daarna trakteerde op een flauwe Maes-pils, is uitgegroeid tot een discrete schoonheid. Het toenmalige brildragende, vetharige harkje zonder borsten, zou het mij vandaag geen tweemaal moeten vragen om haar huisdiertje te luchten. Pijnlijk bewust ben ik mij dat de meisjes van weleer de spiegels zijn waarin ik staar. Ik hoor, nee, ik zie hen denken wat ikzelf weet, maar niet luidop durf te zeggen. Inderdaad, ik heb het niet tot kaderlid geschopt en de wallen onder mijn ogen hangen historisch laag. Mijn voorhoofd stapt sneller vooruit dan de grijzende haargroei volgen kan en mijn schouders hebben zich geplooid naar het gewicht van de jaren. Deze aardkloot te moeten verlaten in volle gaafheid lijkt mij dan weer een veel ergere gedachte. Een geleefd leven draagt nu eenmaal zijn sporen, en zo is het goed.