Regine Beer (1920-2014)

In maart 2008 had ik een gesprek met Regine Beer, één van de overlevenden van de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vorige week overleed zij. Ze werd 93. Als eerbetoon aan deze memorabele dame, publiceer ik vandaag het gesprek dat ik toen met haar had. Dit gesprek vond plaats in het kader van mijn studies Journalistiek aan de Erasmushogeschool in Brussel.

"De Antwerpse Regine Beer is één van de laatste getuigen van de verschrikkingen in het vernietigingskamp Auschwitz. De gruwel die ze daar zag en meemaakte, bezorgt vandaag nog steeds menig mens een krop in de keel. Regine Beer, een halfbloed joodse vrouw, vertelt sinds 1979 haar verhaal in allerlei scholen. Daar is ze inmiddels mee gestopt om gezondheidsredenen. Regine Beer is nu een kranige dame van 88. Zij overleefde het uitroepingskamp Auschwitz. Iets wat weinigen te beurt viel. Nooit meer oorlog. En deze keer is het menens.

Regine Beer werd geboren op 5 november 1920 in Amsterdam. Ze was een nakomertje. Haar moeder en vader hadden al een dochter en een zoon. Het gezin Beer woonde toen in Nederland, om te ontsnappen aan de ellende van de Eerste Wereldoorlog. Het gezin keerde in 1921 terug naar België en ging in de Boomgaardstraat in Antwerpen wonen. Vandaag woont Regine nog steeds in deze straat. Maar niet meer in hetzelfde huis.
Regines vader was van joodse afkomst. Dat kwam ze pas later te weten.

Regine werd op 3 september 1943 opgepakt door de SS en naar de bekende Dossinkazerne in Mechelen gebracht. Ze was de enige van haar familie in België die werd opgepakt. Haar familie in Nederland werd wel opgepakt en weggevoerd. De reden dat Regine werd opgepakt is volgens haar omdat ze braaf had geluisterd naar haar directrice. Die zei dat ze op het stadhuis moest aangeven dat ze half joodse was. Daardoor kwam ze op de jodenlijst te staan. Niemand anders van haar familie had dat gedaan en die werden dan ook met rust gelaten.

In de Dossinkazerne werd ze door een commissie ‘rassenkunde’ gekeurd. Die besliste of je al dan niet jood was. Regine had volgens de commissie de uiterlijke kenmerken van een joodse en werd dus op een trein richting Auschwitz gezet.
“Ze riepen heel bruut tegen ons dat we moesten instappen. Er stond een lange trein en we werden in de wagons geduwd. De wagons die gebruikelijk dieren vervoerden hadden plaats voor maximum twintig mensen. Wij zaten erin met een honderdtal. Het was een vreselijke en afschuwelijke bedoening. We kregen geen eten en geen drinken. Sommige mensen stierven onderweg door ziekte of door uitputting. Na drie dagen en drie nachten rijden kwamen we aan in Auschwitz. Ik was toen 23 jaar.”

Nadat de gevangen uit de wagons werden gelaten werden ze onmiddellijk opgedeeld in rijen. Mannen, vrouwen en kinderen werden uit elkaar gehaald. “De mensen die niet konden werken, werden naar rechts gestuurd. Zij gingen onmiddellijk naar de gaskamers. Ik werd naar de andere kant gestuurd en ik kreeg een tatoeage, (toont linkeronderarm), KZ A 5148.” Vanaf nu was Regine een nummer.

“De gevangene die mij tatoeëerde was een Belgische man die ik nog kende van op school. Aan hem durfde ik iets vragen en ik vroeg wat de rook betekende die ik uit de pijpen zag komen. Hij vertelde me dat ik dat niet moest vragen en dat ik dat morgen allemaal wel zou begrijpen.”

En de volgende dag werd het Regine inderdaad duidelijk. Ik zag rijen vrouwen staan aanschuiven. De rijen leidden naar de gaskamers en ook ik stond in de rij. Ik ben als bij wonder kunnen ontsnappen aan de gaskamers. Ik stond al binnen in zo’n ‘douchecel’ toen er een SS’er op mij afkwam. Hij haalde er enkele vrouwen uit, waaronder ik. Ik was jong en gezond en dus nog in staat om te werken.

Regine sliep in het kamp in schamele barakken. Ze heeft er bijna geen contact gehad met de andere vrouwen.

“Wij mochten niet met elkaar spreken. Schnell! Schnell! Dat waren de weinige woorden. We moesten overal in rijen van vijf of zes naartoe lopen. Daar zaten wel Belgische meisjes tussen. Esther en Anneke en dan had je nog Betty en haar zus. Als het mogelijk was, sloot ik me bij hen aan.”

Regines dag in Auschwitz begon om 4 uur ’s morgens. De vrouwen werden gewekt en kregen allerlei Poolse bevelen naar hun hoofd geslingerd. Je moest die maar begrijpen.

Ze had nooit het gevoel dat de officieren moeite hadden om hun bevelen op te volgen. “Ik denk dat ze ons met plezier zo behandelden. Ze waren allemaal héél bruut. In Mechelen zat ik in een opvangkamp, daar waren veel bewakers die geen echte SS’ers waren. Maar in Auschwitz waren ze allemaal heel bruut en grof.”
Regine werkte in de keuken. Ze moest soms al lopende een zak bloem van vijftig kilo dragen op haar rug. Of ze moest in lange rijen heel snel brood doorgeven. “Vies oud brood waar wij later stukjes van kregen”.

Soms dacht Regine aan vluchten. “Ik heb het niet gedaan omdat ik schrik had dat ze dan mijn mama gingen komen halen. Ik moest terugkomen, voor haar ook.” Er waren wel andere gevangen die probeerden te ontsnappen, zoals Mala Zimetbaum. Maar voor haar liep het slecht af. “Het was een Poolse jonge vrouw die veel talen kende. Zij probeerde te ontsnappen samen met haar vriend. Ze werden later opgepakt en gedood.”

Ook de beruchte dokter Jozef Mengele, bijgenaamd ‘de Engel des Doods’ kruiste Regines pad. Hij gaf haar een injectie waarvan ze heel ziek werd. Ze heeft nooit geweten wat het was en moest ook niet terugkeren bij dokter Mengele omdat ze niet interessant genoeg was voor zijn mensonterende proeven. Hij deed vooral proeven op tweelingen. “Toen ik nog bij mijn Nederlandse familie ging speelde ik vaak met Herman en Paultje. Dat waren twee broertjes van negen jaar. Die zijn gestorven na behandelingen door de Engel des Doods.”

Toen het einde van de oorlog naderde moesten de gevangen van Auschwitz een dodenmars afleggen. Drie dagen en drie nachten marcheren. Wie dan nog door zijn benen zakte van zwakte werd alsnog afgemaakt met een nekschot.  De bevelhebbers gingen er na drie dagen vandoor en de gevangen werden alleen achtergelaten. Regine woog toen nog amper 31 kilo. Dat is de helft van haar gewicht toen ze werd opgepakt in 1943. Na een lange weg belandde Regine en een Nederlandse vriendin Alijde, bij enkele Franse krijgsgevangen in een stadje in Duitsland. Gaston Morantin, één ervan, werd later haar eerste echtgenoot. Het weerzien met Regines familie was héél emotioneel. “Toen mijn mama me zag, viel ze flauw. Ze heeft ook heel veel geweend.”

Regine sluit het gesprek af met een belangrijke boodschap voor iedereen op aarde. “Van mij mag je op alle partijen stemmen, maar stem alsjeblieft nooit op het Vlaams Belang.”

Regine ging jarenlang op bezoek bij jongeren in scholen en vertelde daar over haar gruwelverblijf in Auschwitz. Nu woont ze op een appartement in de Boomgaardstraat in Antwerpen en leidt ze een rustig en teruggetrokken leven. Regine Beer is één van de laatste getuigen van de gruweldaden van de nazi’s en haar verhaal is een beklemmende getuigenis over de mogelijke gevolgen van een dictatoriaal regime."

Antwerpen, maart 2008.

Scroll naar boven