Weidekrot versus buitenverblijf

Net zoals in de mensenwereld, waar het soort woning dikwijls het visitekaartje is van de bewoners, zo ook is grofweg een inschatting mogelijk van welk soort beest bij welk soort schuilhok hoort.

Een blik op de winterse velden, meer is er niet nodig om vast te stellen dat er in het wereldje van weidebouwsels evenveel variatie, maar ook gradatie zit, als te zien langsheen onze lintbebouwingen.
In tegenstelling tot huizen ontstaan weidehokken niet op de tekenplank van een architect, maar ze zijn veelal het resultaat van enige creativiteit – of een gebrek hieraan – van de beestenbezitter.
Het algemeen plaatje is een allegaartje dat zijn gelijke niet kent. Van een veredeld stort over een afgedankte vrachtwagenlaadbak tot een gestrand ruimteschip.
Ik stel vast dat paarden menselijker schuilen dan runderen. Meestal kunnen ze op een residentiële manier aan de aanhoudende slagregens ontsnappen!
Paarden worden blijkbaar niet beschouwd als vlees op vier poten. Vandaar waarschijnlijk dat hun schuiloorden een zekere menselijkheid uitstralen.
Runderen echter – en vergeef me de vergelijking – zijn dan weer de Roma onder de boerderijdieren wanneer het op weidebehuizing aankomt.

Er zijn geen stedenbouwkundige vergunningen meer nodig voor schuilhokken mits voldaan aan bepaalde voorwaarden, las ik ergens. Alsof die er ooit geweest zijn, wanneer je de karkassenbehuizingen uit de vorige eeuw ziet.
Of dit iets vertelt over de ‘huisjesmelker’ laat ik in het midden. Ik ken onvoldoende de noden en behoeften van weidedieren tijdens de winterperiode om me hierover uit te spreken.
Dat dit een afspiegeling is van onze verkavelingscultuur is al wat ik vaststel.

Scroll naar boven