Louis Paul Boon – een hernieuwde belangstelling deel 1

Machteld Moijson
0 reactie(s)

Op 10 mei 2019 zal het veertig jaar geleden zijn dat Louis Paul Boon overleed aan zijn schrijftafel in Erembodegem. Het NTGent bracht dit jaar al een toneelbewerking van Menuet, een roman over een driehoeksverhouding en deze winter toont VTM de verfilming van De bende van Jan de Lichte, een historische roman over een beruchte roversbende uit de streek van Aalst.

Lodewijk Paul Aalbrecht Boon was een Belgisch schrijver van onder meer poëzie, novellen, romans, pornografie, cursiefjes, kunst- en literaire kritieken. Daarnaast was hij kunstschilder. Als schrijver is hij vooral bekend van de romandiptiek De Kapellekensbaan (1953)/Zomer te Ter-Muren (1956) en van Menuet (1955).

Filmliefhebbers herinneren zich de film Daens (1992) geregisseerd door Stijn Coninx, gebaseerd op zijn roman Pieter Daens (1971). De film kreeg een Oscarnominatie voor beste buitenlandse film, maar kon die niet verzilveren. Later kwam er ook een musicalbewerking.

L.P. Boon is onlosmakelijk verbonden met de stad Aalst waar hij geboren werd, lange tijd leefde en waar hij zijn inspiratie vond. Zijn schrijversoeuvre is een portrettengalerij van de mens in al zijn verschijningsvormen met een groot mededogen voor de kleine man. Hij is een vernieuwer van het naoorlogse proza door het gebruik van uiteenlopende tekstsoorten in dezelfde roman, door het gebruik van documentatiemateriaal in zijn romans. Ook de opmaak van de bladzijden in bepaalde van zijn werken is ongewoon, zeker in die tijd: in Menuet bijvoorbeeld loopt er boven het eigenlijke verhaal een stroom van korte, authentieke krantenberichten over menselijke wreedheden mee. Zijn werk is existentialistisch, in die zin dat er dikwijls een gevoel van zinloosheid, isolement en vervreemding uit spreekt, het illustreert het verval van de traditionele moraal en is in die zin profetisch. Men spreekt ook van subjectief realisme.

Voor zijn debuutroman in manuscriptvorm De voorstad groeit, waarin hij het leven beschrijft in de allerlaatste straat van een voorstad in aanbouw, kreeg hij in 1942 de Leo J. Krynprijs. De roman werd in 1943 gepubliceerd. Zijn vernieuwende stijl zien we al in Mijn kleine oorlog van 1947. In iets meer dan 30 kronieken over de oorlog, elk zo’n anderhalve bladzijde lang en veelal afgerond met een pointe, schetst hij als ik-verteller een reeks portretten, vergezeld van fragmentarische aantekeningen over de oorlog. De meeste kronieken hebben een verhalend karakter, maar het vernieuwende is dat er ook brieven, protesten, betogen en oproepen bij zitten. Het boek wekt de paradoxale indruk dat de uitgewerkte kronieken een zowel willekeurige als exemplarische groep mensen beschrijven.

Het bekrompen naoorlogse Vlaanderen moest van zijn werk niet weten. Zijn meesterwerk De Kapellekensbaan werd door uitgeverij Manteau geweigerd en in 1953 uitgebracht door de Nederlandse uitgeverij De Arbeiderspers. Boon verwoordde het zo: “Wie romanschrijver wil worden heeft het de eerste honderd jaar nogal moeilijk.”

Hij brengt een geweldig oeuvre voort qua schrijfwerk in de jaren vijftig en zeventig en qua schilder- en beeldhouwwerk in de jaren zestig en zeventig.

Zijn meest vertaalde romans zijn De Kapellekensbaan en Menuet. Voor de socialistische krant Vooruit schreef hij cursiefjes (Boontjes). Hij kwam zelfs op tv in een quizprogramma in de jaren zestig.

In de jaren zeventig ontstonden zijn historisch georiënteerde romans met in 1971 Pieter Daens over de sociale en politiek strijd in het eind negentiende-eeuwse Aalst. Pieter Daens, drukker, probeerde samen met zijn broer, de priester Adolf Daens, de socialistische invloed bij de arbeidersbevolking van Aalst te keren, maar ze stuitten op de tegenwerking van de hogere clerus en de katholieke politici.

Postuum verschenen Het Geuzenboek (1979) en Eros en de eenzame man (1980).

De naam van Boon werd door het slijk gehaald toen men in 1986 en in 2008 zijn verzameling erotische prenten en postkaarten wou tentoonstellen: de Fenomenale Feminateek.

Het werk van Boon werd bekroond met verschillende Nederlandse literatuurprijzen. Naast de Leo J. Krynprijs van 1942 kreeg hij ook de Henriette Roland Holst Prijs in 1957 voor De kleine Eva uit de kromme Bijlstraat. In 1966 volgde de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre en in 1972 was er de Multatuliprijs voor Pieter Daens. In 1979 was er sprake van een mogelijke Nobelprijs, hij werd uitgenodigd door de Zweedse ambassade, maar hij overleed begin mei. Vermits de Nobelprijs alleen uitgereikt werd aan levende schrijvers is dit er niet meer van gekomen.

In België werd hij alleen geëerd met een standbeeld in zijn geboortestad Aalst, met een standbeeld van de figuur van Jan de Lichte uit zijn roman De bende van Jan de Lichte, van de hand van Roel D’Haese, dat een plaats kreeg op de Bolivarplaats in Antwerpen, vlak voor het Justitiepaleis.

Menuet werd in 1982 verfilmd door Lili Rademakers, Pieter Daens in 1992 door Stijn Coninx, Vergeten straat in 1999 door Luc Pien. De bende van Jan de Lichte, een historische reeks van VTM kreeg zijn wereldpremière op de 45ste editie van Film Fest Gent. Op 12 oktober werden de eerste twee afleveringen getoond van de tiendelige reeks. De volledige reeks is eerst beschikbaar voor de klanten van Proximus televisienetwerk.

Foto 3 - VTM serie Jan de Lichte (© VTM)

VTM serie Jan de Lichte

In 1973 werkte Louis Paul Boon ook mee aan de oprichting van de Honest Arts Movement. Deze vzw reikt ook dit jaar de naar de schrijver genoemde prijs uit aan een kunstenaar die in zijn werk de mens centraal stelt.   

Wellicht is Louis Paul Boon een van onze grootste moderne schrijvers. Zijn werk heeft het niveau van wereldliteratuur. Meer dan honderd jaar na zijn geboorte moeten we hem misschien herlezen.