Boodschappen doen heb ik altijd al als stresserend ervaren. Eerst verlies ik mijn boodschappenbriefje en vervolgens verlies ik doorgaans mezelf in de veelheid van het aanbod. Daarom ben ik geen fan van boodschappen doen.
Het moet rap gaan. Laatst hoorde ik een gulden tip: doe je aankopen enkel uit de rekken die zich aan de randen van het grootwarenhuis bevinden, daar heb je alles wat je nodig hebt. Ik heb er op gelet: het is waar. Aan de buitencirkel van het warenhuis heb je brood, groenten, vlees, vis en melkproducten. Meer moet dat niet zijn. Alle rayons binnendoor hebben overschot: snoep, koeken, sauzen, chips, conserven… Doch zelfs al schuim je alleen de buitenrand af, dan nog kan boodschappen doen lang duren.
Of niet alle kassa's zijn open, of de mevrouw voor u herinnert zich ineens nog iets dat vergeten werd en "spurt er efkes om", of er staat een gezin voor u dat besloot om genoeg eten in te slaan voor een maand of zes, of…
"Ha, Josiane, hoe is’t?" Dat is wat je de kassierster hoort zeggen tegen een klant ergens voor u in de rij. En het spel begint. Het "tuut, tuut, tuut" van de goederen die het oog van de kassa passeren verandert in "tuut…………..tuut………….tuut………"
Met daartussen verhalen van de geboorte van het jongste kleinkind, de ziekte van de man van de vroegere buurvrouw die nu op de hoek van de straat woont van de nieuwe vriend van de coiffeur, de scheiding van de oudste dochter met bijbehorend slijk voor de bijna ex-man, etc.
Kijk, ik wil niet onverdraagzaam overkomen, en ik vind het super dat een kassierster es iets anders mag zeggen dan "126 euro 30" en "bonnekes?", maar het kan toch zo op mijn zenuwen werken. En ik ben zeker de enige niet die er zo over denkt. Getuige daarvan de vele geërgerde blikken welke mede kassarijstaanders onder elkaar uitwisselen. Of de pogingen van diegene die vlak na de tatertante staat om de inhoud van zijn of haar karretje op het reepje vrije kassaruimte te stapelen ten teken dat het tijd wordt om de band in gang te zetten. Ik heb nog geweten dat mijn knokkels wit trokken van het nijpen in de bar van mijn kar welke ik dan zenuwachtig heen en weer rol, tot op een millimeter van diegene voor mij.
En dan komt het moment dat Josiane zegt: "Allez, Anneke, tot nog es hé, groetjes aan Bartje hé!". Je kunt dan bijna een gecoördineerde zucht van verlichting door de rij horen gaan. Dan gaat het weer vooruit. Tot het aan mij is, want ik kan zo'n kassierster nooit volgen in snelheid en ik zorg zelf ook voor opstopping.
In stilte, weliswaar, soms onderbroken door een ingetogen vloek als ik -zoals gisteren- mijn soep naast de boodschappentas kegel, en die meteen voor smurrie gaat zorgen. Maar ik vertik het om de rij verder op te houden, die mensen hebben al genoeg geleden.